De
kotsschool
door Eline Tack
uit St. Pieters-Kapelle
Frederik slaakte een diepe zucht toen hij
de hoge, grauwe muren van het instituut zag. "Dit wordt dus je nieuwe school,"
zei zijn vader, die de auto tot stilstand liet komen voor een groot hek. Een bewaker in
uniform kwam uit een wachthokje tevoorschijn en opende het hek. De onderdirecteur stond
Frederik al op te wachten. "Ouders mogen het gebouw niet betreden," zei hij
streng toen Frederiks vader zijn zoon wilde volgen. "Dat is een van de vele regels
van dit huis. Ook bezoek krijgen, brieven schrijven of telefoneren is hier ten strengste
verboden. De leerlingen mogen geen contact hebben met de buitenwereld." Frederik
kromp ineen. "Je ziet je vader weer met Kerstmis," ging de onderdirecteur
verder, "tenzij je straf krijgt, dan moet je wachten tot Pasen." Frederiks vader
vroeg zich af of deze kostschool niet te streng was. Hij stapte langzaam in zijn auto en
reed weg. Frederik zag het met lede ogen vertrekken. "Tijd om naar je klas te gaan,
Frederik," zei de onderdirecteur.
Frederik volgde de man door een wirwar van
duistere gangen. Totdat hij een klaslokaal werd binnengeduwd. Alle leerlingen keken op,
met een vreemde blik in hun ogen. Terwijl Frederik ging zitten besefte hij opeens dat het
net gieren waren die hem aanstaarden. In welke school was hij terechtgekomen?
In het lokaal stonden zon twintig
banken en een bureau. Frederik kreeg de kriebels, alle kinderen staarden hem nog steeds
aan. Hij draaide zijn hoofd weg en keek recht in het gezicht van de onderdirecteur.
"Ben jij van plan je jas aan te houden?" vroeg het meisje dat in de bank voor
Frederik zat. Hij schudde zijn hoofd en trok zijn jas uit. Moesten die kinderen daarom zo
naar hem kijken?
De onderdirecteur ging achter het bureau
staan en schraapte zijn keel. "Welkom in deze kostschool, wij zijn heel blij zoveel
nieuwe leerlingen te leren kennen. Maar ook hier zijn de strenge regels gemaakt om
nageleefd te worden
" Na een doodsaaie speech van twee uur verliet Frederik het
kale lokaal. De onderdirecteur, de heer Valère Vampire, kwam in ganzenpas achter Frederik
aan. De jas van Frederik hield hij als een vuile sok voor zich uit. "Deze hoort in de
gang, jongeman. Dit wordt een kerstvakantie op school!"
Voor de tweede keer vandaag voelde Frederik
zich een beetje kleiner worden. Dit was een school om een van te kotsen, een echte
kotsschool!
Na een speeltijd van amper tien minuten kwam
Nora de keukenmeid naar de kinderen toe. Een vettige schort omspande haar bolle buik.
"Kom maar mee," knorde ze.
Nora bracht hen naar een reusachtige
eetzaal. Deze was volgepropt met vele tafels en stoelen. De kinderen liepen in rij naar
een grote buffettafel achteraan in de zaal. Op de tafel stonden wel dertig schalen, vol
met balletjes in tomatensaus. "Toch nog een meevaller vandaag," dacht Frederik
opgetogen. Dit was zijn lievelingskostje. Hij vroeg extra veel en schoof daarna aan aan de
tafel met de rode stoelen. Een beetje verder aan de tafel met de zwarte stoelen zat de
heer Vampire. Na het afhaspelen van het gebedje greep iedereen hongerig naar het bestek.
Frederik prikte in een balletje, maar het stuiterde op de grond. Hij raapte het gevallen
balletje snel op en moffelde het in een zakdoek. Bij een tweede poging slaagde hij erin
een stukje naar zijn mond te brengen. "Dit lijkt net rubber," fluisterde
Frederik in koor met zijn tafelgenoot. Om nog maar te zwijgen van de bloederige
tomatensaus. Frederik had plots geen honger meer en duwde het bord van zich af. Hij zag de
heer Vampire naar zijn tafel komen. Vlug nam hij het bestek weer ter hand en propte nog
wat rubberballen in zijn mond. Gelukkig, want de onderdirecteur hield stil bij elke tafel
om te verkondigen dat elk bord diende leeggegeten te worden. Toen hij aan Frederiks tafel
halt hield, merkte de jongen dat bij de onderdirecteur het bloederige goedje langs beide
mondhoeken naar beneden droop. Hem zo te zien kon je enkel doen besluiten dat de man zijn
naam niet had gestolen.
De volledige middag werd gevuld met sport.
Ondanks alles was dit toch nog meegevallen. Maar van al dat sporten had hij vreselijke
honger gekregen. Gelukkig kregen de kinderen niet weer balletjes in tomatensaus
voorgeschoteld. Deze keer waren het boterhammen. "Heerlijk," dacht Frederik.
Nadat hij t wee sneetjes op zijn bord had liggen nam hij de aardbeienjam, een sneetje nog
niet gaar gebakken rosbief en een glas water. De jongen verheugde zich op dit simpele
maal. Hij at het eerste sneetje brood met aardbeienjam op. "Ik breek mijn tanden
nog," dacht hij toen hij zijn tanden in het steenharde brood zette. "Was ik nu
maar thuis," kreunde Frederiks tafelgenoot. Frederik wenste dit ook, maar door zijn
jas in de klas achter te laten moest hij wachten tot Pasen. Hij raapte al zn moed
bij elkaar en at het volgende sneetje brood met de knalrode biefstuk op. Toen hij klaar
was, keek hij naar de onderdirecteur. De man verslond zeker wel een hele koe. Op zijn bord
lagen wel twintig plakjes rode rosbief. Hij schrokte het vlees naar binnen, zodat het
bloed aan zijn hoektanden bleef kleven.
Die avond kon Frederik de slaap niet vatten.
Zijn maag ging als een gek tekeer. Had hij dat vieze kostje van vandaag maar niet gegeten.
Hij knipte zijn nachtlampje aan en keek op het wekkertje naast zijn bed. Het was al
middernacht. Plots voelde hij braakneigingen. Hij kon toch niet in zijn bed kotsen. Snel
holde hij de duistere gangen door tot hij eindelijk het toilet bereikte. Oef
Dat
luchtte op. Frederik had tien minuten moeten kotsen. Toen hij zijn hokje verliet hoorde
hij gemompel in een ander toilet. Droomde hij nu? Over de deur van het aanpalende wc-hokje
hing het zwarte pak van de onderdirecteur. Voorzichtig sloop Frederik dichterbij. Hij
knielde neer voor de deur en loerde eronderdoor. De man had zijn pak geruild voor een
lang, zwart gewaad. Frederik hoorde de droge klik van het deurslotje en zette het op een
lopen. Hij moest en zou wegkomen van deze school. Een onderdirecteur met de naam Vampire
die s nachts veranderde in een vampier, eten dat niet te eten was
Kon het nog
erger?
Frederik slaagde erin het grauwe gebouw te
verlaten. Zo stil hij maar kon was hij voorbij de slapende wachter geslopen. De jongen
liep en liep. Hij had een plannetje uitgedokterd. De eerste auto die hij tegenkwam zou hij
doen stoppen. Als de bestuurder bereid was een lift te geven, dan zou Frederik in de auto
springen
Weg van deze school.
Een witte auto kwam aangereden. Frederik
sprong de weg op en deed de auto stoppen. De jongen kon zijn ogen niet geloven! Het
laatste ogenblik was alles zo snel verlopen! Nu zat hij naast zijn bezorgde vader, op weg
naar huis. De man wou zijn zoon niet langer op die kostschool hebben en zou bij dageraad
zijn zoon van de school halen. Dat dit een paar uurtjes vroeger gebeurde, was helemaal
niet erg! |